Vaak zijn we in onze jeugd soms op een directe, maar evengoed op een indirecte manier gewezen op de dingen die anders waren, die we niet zo goed deden, die beter konden, die we niet mochten of beter niet zouden doen.
Ergens zijn we gaan geloven dat we tekortschieten, dat we het niet waard zijn om geliefd te zijn, met als gevolg dat onze eigenwaarde maar ook onze eigenliefde een stevige knauw heeft gekregen.
We hebben allemaal eigen unieke beschermingsmechanismen om met deze schaamte en pijn dat we ‘te licht bevonden zijn’ te kunnen omgaan. Wat we collectief zijn gaan doen is dat we “onbewust” onze focus zijn gaan verleggen van wie we in wezen echt zijn naar wie of wat we zouden moeten zijn.
We gaan over onze eigen grenzen heen en gaan ons zo aanpassen aan wat wij denken dat de buitenwereld van ons verwacht, aan wat wij denken dat we moeten doen om graag gezien te worden, om aanvaard te worden, om erbij te horen, en noem maar op.
Gaandeweg zijn we dus vergeten om onszelf graag te zien om wie we zijn, we zijn vergeten dat wie of wat we zijn meer dan goed genoeg is en dat iedereen zijn eigen unieke kwaliteiten heeft waarmee hij kan schitteren.